28.02.2004

Illegale gendopinglabs veroorzaken straks misschien een epidemie

De synthetische genen voor IGF-1, VEGF of EPO die sporters in de toekomst in hun lichaam zullen toppen hebben bijwerkingen die de huidige low tech-dopingpreparaten niet hebben. Ze kunnen sporters veranderen in besmettingshaarden van levensgevaarlijke ziekten. Dat schrijft de Groningse farmacoloog Hidde Haisma in een rapport over genetische doping.

Illegale gendopinglabs veroorzaken straks misschien een epidemie
Haisma schreef zijn rapport 'Genetische Doping' na kamervragen van het CDA-tweedekamerlid Joop Atsma over gendoping in de sport. Staatssecretaris Clemence Ross-van DorpRoss gaf daarop opdracht aan het NeCeDo om te inventariseren hoe ver de ontwikkelingen op dit moment zijn en welke risico's er aan het genetisch opvoeren van atleten kleven. [Kamerbrief genetische doping. S/SBG-2456474, 23-2-2004.]

Volgens het rapport duurt het nog zo'n vijf jaar tot gendoping in de sport komt. Het rapport zegt ook dat er tot nu toe nog maar 1 gentherapeutisch middel is geregistreerd: een middel in oogdruppels tegen cytomegalovirusinfecties. Het rapport verwacht dat vooral genen voor EPO en antigenen voor myostatine effectief zullen zijn. De gentech-'endorfinen' in het onderstaande overzicht moet je zien als het 21ste eeuwse equivalent van Nubain.


Illegale gendopinglabs veroorzaken straks misschien een epidemie


Wat opvalt in het overzicht is dat letterlijk alle gentechdopingsoorten potentieel extreem gevaarlijk zijn. Dat komt omdat de samenstellers verwachten dat gentechdoping, net als het gros van de huidige anabolen, uit ondergrondse laboratoria zal komen. Die zullen niet te werk gaan volgens de veiligheidsnormen die legitieme onderzoekers hanteren.

De simpelste vorm van gendoping draait om stukjes DNA die je uit een compleet DNA knipt of bestelt bij een farmaceut. Die vermenigvuldig je door ze te plakken in een plasmide in een bacterie, en die bacterie verder te kweken. Heb je genoeg exemplaren, dan zuiver je de DNA-snippers eruit. Die kun je injecteren.

Het voordeel van die methode is de eenvoud en de minimale kosten. Het nadeel is dat de effectiviteit niet erg hoog is. Je zult veel en langdurig moeten injecteren om resultaat te zien. Beter werken omgebouwde virussen - adenovirussen en retrovirussen - waarin je stukjes DNA hebt geplakt. Die virussen vermenigvuldigen zich in je lichaam en verspreiden zo de nieuwe genen. Dat merk je. Meestal zul je je een beetje grieperig voelen na toediening van gentechvirussen.

Die virussen zijn verzwakte virussen die je normaliter niet ziek zullen maken. Je loopt echter het risico dat je proces niet helemaal zuiver is en je virussen ook niet - dat ze net zo krachtig zijn als het type waar ze op zijn gebaseerd. Je zult die virulente virussen uit je preparaat moeten zuiveren, en die zuivering maakt gentechnologie op virusbasis zo duur.

Net zoals je ondergrondse werkplaatsen hebt die methyltestosteron in plaats van dianabol in hun pillen stoppen, lopen kopers van IGF-1-genen het risico dat ze preparaten met virulente virussen op de kop tikken. De originele virussen bijvoorbeeld, met of zonder de nieuwe genen. Of een totaal nieuw virus, dat onbedoeld in het proces is ontstaan.

En dan?

Haisma weet het niet. Hij weet wel dat de drieduizend mensen die inmiddels met synthetische genen zijn behandeld nooit in wandelende besmettingshaarden zijn veranderd, en nooit hun nieuwe genen aan hun familieleden hebben overgedragen. Maar gaat dat ook gelden voor de toekomstige gebruikers van ondergrondse preparaten?

Een tweede risico is de controle over de nieuwe genen. Hoe lang staan die dingen aan? Hoe lang geven ze cellen de opdracht om groeifactoren aan te maken? Dat bepalen genetische schakelaars in de nieuwe genen. Gebruiken undergroundfabrikanten de verkeerde schakelaar, dan kan dat ervoor zorgen dat met de gensporters hetzelfde gebeurt als met de apen in een studie die Haisma aanhaalt: bij die dieren sloegen de nieuwe EPO-genen op hol. De hematocrietwaarden stegen met tachtig procent. Daarna kregen de dieren bloedarmoede, omdat hun immuunsysteem zowel de eigen als de transgene EPO ging herkennen als een lichaamsvreemde stof.

Een soortgelijk gevaar speelt bij synthetische genen voor IGF-1 en VEGF. Overproductie van die groeifactoren kan tumoren veroorzaken, vreest Haisma.

De apenstudie noopt tot ongerustheid. Als je wilt uitsluiten dat zoiets met mensen gebeurt, zul je alle genpreparaten moeten uittesten in dierproeven. En dat zal bij gentechdoping wellicht niet gebeuren. Tientallen designeranabolen zijn per slot van rekening ook op de markt gekomen zonder dat de makers dierproeven hebben laten doen.

En dan is er de opsporing van gendoping. Dat is volgens Haisma moeilijk maar niet onmogelijk. Haisma zegt dat het moeilijk is om nieuwe genen in het bloed te vinden, maar gelooft dat het opsporen van de extra groeifactoren door de nieuwe genen door proteomics mogelijk is. Dat houdt in dat je in cellen de aanmaak van alle soorten eiwitten meet.

Dopingjagers zouden proteomicsprofielen van sporters kunnen maken, en aan de hand daarvan kunnen zien of de atleten nieuwe genen hebben gekregen.

Haisma's advies was niet aan dovemansoren gericht. Staatssecretaris Ross, die trouwens in het bestuur van Wada zit, zegt in haar brief aan de tweede kamer dat ze de Wada zal vragen om op proteomics gebaseerde dopingdetectietechnieken te ontwikkelen.

Bron:
H.J. Haisma, O. de Hon, P. Sollie, J. Vorstenbosch. Genetische doping. Nederlands Centrum voor Dopingvraagstukken, Capelle aan den IJssel, februari 2004.